Wetboek van Strafvordering
Artikel 566
1
De opneming van een persoon tegen wien een bevel tot vrijheidsbeneming of veroordeelend vonnis of arrest wordt ten uitvoer gelegd, in de daartoe bestemde gevangenis of inrichting, geschiedt hetzij op vertoon van het bevel tot voorloopige hechtenis of inverzekeringstelling, of wel van het veroordeelend vonnis of arrest of een uittreksel daarvan, hetzij op vertoon van den last tot tenuitvoerlegging van het openbaar ministerie.
2
In het laatste geval doet de ambtenaar, die den last heeft gegeven, het bevel tot voorloopige hechtenis of inverzekeringstelling of, ingeval van tenuitvoerlegging van vrijheidsstraf, het veroordeelend vonnis of arrest of een uittreksel daarvan ten spoedigste toekomen aan het hoofd van het gesticht.
3
In geval van tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf, opgelegd bij een mondeling vonnis, geschiedt de in het eerste lid van dit artikel bedoelde opneming op vertoon van:
a
hetzij het proces-verbaal der terechtzitting, dan wel een afschrift daarvan of uittreksel daaruit;
b
hetzij het aan het dubbel van de dagvaarding of de oproeping gehechte stuk, dan wel een afschrift daarvan, houdende aantekening van het mondelinge vonnis;
c
hetzij de last tot tenuitvoerlegging van het openbaar ministerie, dan wel een afschrift daarvan.
4
Artikel 146, tweede lid, is van toepassing op alle ambtenaren door wie of op wier last de tenuitvoerlegging geschiedt.
5
In het geval, bedoeld in het vorige lid, onder c, doet de ambtenaar die de last heeft gegeven, hetzij het proces-verbaal van de terechtzitting, dan wel een afschrift daarvan of uittreksel daaruit, hetzij het aan het dubbel van de dagvaarding of oproeping gehechte stuk, dan wel een afschrift daarvan, houdende aantekening van het mondelinge vonnis, ten spoedigste toekomen aan het hoofd van het gesticht.
Jurisprudentie bij dit artikel
- Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.
- Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.